zaterdag 9 december 2006

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1: Inleiding

1. Inleiding

1.1. Aanleiding
Olie en inheemse gemeenschappen. Olie en de wereldgemeenschap. De vraag wie er ‘voorrang’ heeft in het debat over de oliewinning in inheemse territoria, is er een die in feite speelt sinds de eerste commerciële oliewinning. Van wie is de olie? Van de wereldgemeenschap, van de staat waarin de olie zich bevindt of van de mensen (inheems of niet) die ‘bovenop’ de olievelden wonen?

Ecuador is maar een kleine speler op de wereldmarkt, ook als het gaat om olie-export. Cijfers plaatsen Ecuador met een ‘bescheiden’ productie van 143.000 vaten olie in 2002 op een 29ste plaats in de wereldtop. Dat is niet eens hoog voor Latijns-Amerika, waar Mexico (1.149.000 vaten) en Venezuela (834.000 vaten) de dienst uitmaken als het om de productie gaat. Ook de bewezen reserves van het land zijn niet bijster groot. Het komt in de wereldlijst van landen op plaats 23 met in 2004 een geschatte voorraad van 4.630.000 vaten.Venezuela is een van de belangrijkste olieproducerende landen ter wereld en heeft een geschatte voorraad van 77.800.000 vaten (nummer 6 van de lijst). Mexico heeft een geschatte voorraad van 15.674.000 vaten (Oil and Gas Journal & Energy Information Administartion: juni 2004). Des al niet te min maakt de olieproductie in Ecuador voor bijna de helft van de totale exportproductie van het land uit. Na de rubber, de koffie en de bananen, heeft Ecuador zich, sinds het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw, volledig op het winnen van aardolie in de Oriente gestort. Dit had grote gevolgen voor de inheemse bevolking die daar leefde, vooral voor hen waar het concern Texaco-Gulf in 1964 begon. Een deel van deze scriptie gaat over de aardoliewinning in Ecuador en hoe de inheemsen in de Oriente daar op reageerden en reageren. Er is onderzoek gedaan naar de effecten die het had en heeft op verschillende gemeenschappen en er zijn twee belangrijke juridische processen tegen oliemaatschappijen bekeken die onder andere zijn aangespannen door inheemse gemeenschappen.

In feite was het echter niet de olie-, als wel de rubberindustrie aan het einde van de negentiende eeuw die voor het eerst sinds de eerste Europese kolonisatie, grote veranderingen in het gebied bracht. In de driehonderd jaar tussen de komst van de eerste Europeanen en de komst van de rubberindustrie, had het koloniale bewind in Quito weinig op met het warme, vochtige en gevaarlijke Amazonewoud. Slechts een aantal missiedorpjes werden gesticht tegen de hellingen van de Andes aan en tot de negentiende eeuw zouden hier voornamelijk goudzoekers en bekeerde indianen (eerst voornamelijk door de Jezuïeten maar later, na het uit Amerika zetten van de orde in 1769, ook door andere Katholieke ordes) wonen. Daarna kwamen de rubber, de Noord-Amerikaanse Protestantse groeperingen en de olieindustrie. Een deel van deze scriptie gaat over hoe dit alles plaats vond doordat een blik is geworpen op de geschiedenis van het gebied. In de perceptie van de auteur is dit nodig opdat duidelijk wordt in wat voor wereld de olieindustrie kwam. De effecten ervan kan men niet goed begrijpen zonder een historische achtergrond te hebben.

In ongeveer dezelfde periode als de periode waarin de olieindustrie opkwam (eind negentiende eeuw), kwam ook een ander economisch fenomeen op; het toerisme. Mensen in de Westerse wereld waren rijk genoeg geworden en hadden genoeg vrije tijd gekregen om zich steeds exotischer reizen te kunnen permitteren. Een van de mogelijke bestemmingen, naast o.a. steden en stranden, was de natuur. Trektochten door de bergen, expedities op zee, als ook het bezoeken van bosgebieden, kwam erg in trek. Al snel bleken de landen in de tropen een belangrijke troef in handen te hebben. De oerwouden, die voorheen gezien werden als gevaarlijk en woest, waren opeens idyllische paradijzen vol met ware natuur, natuur die de mens nog niet aangetast had. Landen als Costa Rica en Brazilië sprongen vol overgave in de nieuwe business. Ook Ecuador, zij het op een wat bescheidener schaal, ging hier in mee. Hoewel vooral de wereldberoemde Galápagos eilanden de toeristen trok, werd langzamerhand ook de Oriente steeds meer gewaardeerd. Naast het massatoerisme kwam (als reactie op de negatieve gevolgen van het massatoerisme) ook het zogenaamde ecotoerisme op. Het doel van het ecotoerisme was om op een verantwoordelijke manier met de natuur en de lokale bevolking om te gaan. Later werd ecotoerisme zelfs een manier om actief natuurgebieden en lokale bevolking te beschermen en te ondersteunen. Ondanks de grote potentie die het toerisme voor het land heeft, heeft de Ecuadoriaanse staat tot dusver nog niet haar kaarten op de sector gezet maar blijft olie de belangrijkste factor. De indianen in de Oriente, wier gemeenschappen zo zijn veranderd door de rubberboom, de missie en de olieindustrie, zijn in het begin eveneens voorzichtig geweest met het omarmen van het toerisme. Dit kwam voornamelijk omdat men vreesde dat ook dit ‘Westerse’ product niet goed te controleren zou zijn en zou leiden tot uitbuiting van de dominante samenleving. Met de tijd echter, hebben steeds meer gemeenschappen zich er positief tegenover opgesteld hoewel men wel enige voorwaarden stelde, zoals het onder controle krijgen van het programma en het verkrijgen van een groot deel of het geheel van de opbrengsten. Er is een derde vorm van toerisme ontstaan, het zogenaamde Community Based Ecotourism, toerisme waarbij de lokale (inheemse) gemeenschappen zelf de operators zijn, zelf alles (of het voornaamste deel) in handen hebben. Over de vraag of deze vorm van toerisme de toekomst zal zijn voor de indianen in het gebied en of het zó belangrijk kan worden dat het de olieindustrie (waar hoe dan ook een keer een einde aan komt) op termijn kan gaan vervangen, gaat deze scriptie. In het tweede deel is een beschrijving gegeven van vier verschillende inheemse toerismeprojecten, bij vier verschillende indiaanse volken.

1.2. Probleemstelling
De twee economische activiteiten, de olieindustrie en de toerisme-industrie, botsen in de Oriente met elkaar. Toeristen die daar naar toe gaan hebben immers geen zin om hun vakantie door te brengen in een gebied waar de natuur plaats heeft moeten maken voor de winning van aardolie. Ook veel inheemse gemeenschappen zaten en zitten niet te wachten op oliemaatschappijen die hun leefgebieden binnendrongen en nog zullen binnendringen. Behalve de winning van olie en de daarmee gepaard gaande vervuiling, betekent de aanwezigheid van de industrie namelijk ook veel nieuwe economische activiteiten in het gebied waardoor veel immigranten vanuit de rest van Ecuador (zogenaamde colonos - kolonisten uit de bergen en de kustregio) zich gaan vestigen in de indiaanse gebieden. Hoe meer nieuwe mensen er komen, hoe groter de druk op de inheemsen en de natuurlijke hulpbronnen wordt. Het doel van dit onderzoek is om een uiteenzetting te geven van dit proces, hoe dat in zijn werk is gegaan en hoe het zich tot op de dag van vandaag voortzet.

De leidende vragen daarbij zijn:

· hoe de huidige situatie ontstaan is,
· wat de gevolgen ervan waren en zijn voor de inheemse bevolking
· of er wezenlijk iets veranderd is tussen de eerste jaren van de oliewinning en de situatie heden ten dage, en
· of het toerisme een manier kan zijn om een deel van de verloren gegane onafhankelijkheid terug te krijgen.

De centrale vraag luidt dan ook of de indianen het toerisme, en specifiek het Community Based Ecotourism, (verder) zullen moeten gaan omarmen om zich tegen de door de olie-industrie ontstane snelle veranderingen en problemen te kunnen wapenen of dat het verstandiger is zo veel mogelijk samen te werken met die olie-industrie.

Geen opmerkingen: