maandag 4 juni 2007

Diamond 5: tecniek, schrift, metaal, steden, etc...

Schrift, wielen en steden
Hoofdstuk twaalf besteed Diamond aan het schrift. Waarom het schrift op zo weinig plaatsen onafhankelijk is uitgevonden blijft na het lezen van dit hoofdstuk totaal onduidelijk. Op bladzijde 232 (Ned. versie) zegt hij:

Op dit punt moeten we bedenken dat de grote meerderheid van gemeenschappen met een schrift dit verwierven door het over te nemen van hun buren of doordat ze door hen geïnspireerd werden om het te ontwikkelen, en niet zozeer door het zelf uit te vinden. De schriftloze gemeenschappen die ik zojuist noemde zijn degene die later begonnen zijn met voedselproductie dan Soemerië, Mexico en China. (De enige onzekerheid in deze verklaring heeft betrekking op het relatieve tijdstip van het begin van de voedselproductie in Mexico en de Andes, het uiteindelijke Incagebied). Als zij voldoende tijd zouden hebben gehad, zouden de gemeenschappen zonder schrift het misschien uiteindelijk ook zelf hebben ontwikkeld. Hadden zij dichter bij de Soemeriërs, Mexico en China gelegen, dan zouden zij in plaats daarvan het schrift of het idee om een schrift te ontwikkelen hebben overgenomen van deze centra, net als India, de Maya’s en de meeste andere gemeenschappen met een schrift.
(Diamond, 232)

Op de volgende bladzijde schrijft hij:

De woestijnen van noordelijk Mexico scheidden op dezelfde manier de stedelijke centra van zuidelijk Mexico van de hoofdmanschappen langs de Mississippi. De communicatie tussen zuidelijk Mexico en het Andesgebied vergde een zeereis óf een lange keten van contacten over land via de smalle, beboste, nooit geürbaniseerde landengte van Darien. Daarom waren het Andesgebied, West Afrika en de Mississippivallei betrekkelijk geïsoleerd van gemeenschappen met een schrift
(Diamond, 233)

De oudste landbouwproducten in Amerika (en dat was ook al bekend in de tijd dat Diamond zijn boek schreef) komen uit het Andesgebied. Waarom hij het dan over een ‘onzekerheid’ heeft is mij niet duidelijk. Het is dus niet erg waarschijnlijk dat een vroege landbouw automatisch de kans op het uitvinden van een schrift verhoogt. Het tweede citaat gaat andermaal over de geografisch en klimatologische omstandigheden in Amerika. We zagen al dat er geen woestijngebied is tussen Mexico en het zuidoosten van de VS. Die woestijn ligt in het westen maar "scheidt" het zuidwesten niet van Mexico. Het zuidwesten is de woestijn (officieel trouwens voor het grootste gedeelte BS en geen BW).

Zowaar noemt hij hier de mogelijkheid van een zeereis tussen Mexico en het Andesgebied hoewel hij er verder niet op in gaat. Wat hij precies bedoeld met ”een lange keten van contacten over land” is ook onduidelijk. Zeker omdat hij even daarvoor heeft verteld dat die afstand korter is dan in de “Oude Wereld”. Dan heeft hij het over “de smalle, beboste, nooit geürbaniseerde landengte van Darien”. Behalve dat het Mayagebied ook bebost en nogal smal is, vraag ik me af of hij echt bedoeld dat smalheid van een landoppervlakte lettertekens kan tegenhouden te migreren. Alsof ze dat uit zichzelf doen… Schrifttekens zijn namelijk geen abstracte ideeën meer zodra ze op een bepaald materiaal (papier, bot, steen, aardewerk, metaal) gezet worden, een materiaal dat mensen, hoe smal het landoppervlakte ook is, met zich kunnen meedragen. Zo iets heet een communicatiemiddel. Bovendien weten we zo goed als niets van de archeologie van de Darien maar des te meer uit de Spaanse historische bronnen. Die vertellen ons dat het een dichtbevolkt gebied was waar veel gehandeld werd door verschillende hoofdmanschappen die allemaal eenzelfde taal spraken: het Cueva. Men handelde met het noorden en met het zuiden (Colombia) in metalen, wapens en gereedschappen, kunst, aardewerk, katoen, voedsel, levende dieren, slaven, etc… Het is nogal onwaarschijnlijk dat het Mexicaanse schrift moeite gehad zou hebben met het bereiken van Zuid-Amerika omdat de Darien een onbegaanbaar gebied was. Dat was het namelijk allerminst.

Wat Diamond zegt klopt dus niet of is zeer onvolledig. Bovendien is de stijl weer vooral uitermate negatief. Amerika is vooral veel "niet". Wat het "wel" is staat er gewoonweg niet. Daarom nu een overzicht van schrift en de verspreiding daarvan in Amerika.

Schrift
Allereerst moeten we ons de vraag stellen wat schrift eigenlijk is. Diamond noemt alleen maar drie verschillende schriftsystemen (alfabetisch, logografisch, syllabisch) en beantwoord de vraag “wat is een schrift?” niet. De meeste mensen denken bij een schrift inderdaad aan het alfabet. Vervolgens is iedereen het er over eens dat het Chinese schrift geen alfabet is maar wel degelijk een schrift. Maar de afbeelding van een mannetje of een vrouwtje op een toiletdeur wordt niet zo snel met een schrift geassocieerd. Toch heeft het dezelfde communicatieve functie. Professor De Francis heeft in de jaren negentig in een artikel geprobeerd de knoop door te hakken: schrift heeft (hoe klein het percentage ook) fonetische elementen in zich die verwijzen naar de taal. Zelfs het Chinese schrift heeft fonetische elementen en is dus inderdaad volgens deze theorie een schrift. De afbeelding van het mannetje of het vrouwtje bij de wc zijn dat dus niet. Iedereen die uit ongeveer hetzelfde cultuurgebied komt als de makers van die afbeeldingen zal, ongeacht de eigen taal, begrijpen wat ze voorstellen..

Ik noemde zojuist al de materialen waarop geschreven kan worden maar niet de materialen waarmee geschreven kan worden zoals pennen en potloden (of, in vroeger tijden, bijvoorbeeld veren van vogels). In het oude China en Mexico schreef men voornamelijk met pencelen op allerlei materialen, papier, aardewerk, stof, huiden, etc… Verder hakte men ook teksten uit in bijvoorbeeld steen (bijvoorbeeld in stenen trappen zoals de Maya’s). Maar hoe zit het bijvoorbeeld met braille? Is dat fonetisch? Of morsecodes? Ja, ook dit is een vorm van schrift ook al worden er geen tekens ‘opgeschreven’. Nu is er in het Andesgebied (de Inca’s hadden het maar uit een vondst in 2005 bleek dat het medium al 5000 jaar oud is) iets wat er lijkt op het brailleschrift maar wat tot voor kort niet als schrift werd gezien (ook niet door Diamond): de quipu. Quipu (khipu) bestaat uit wol of katoen en heeft een basisdraad met daaraan vastgeknoopte subdraden. In deze subdraden zijn knopen gemaakt en het geheel werkt vandaag als een soort ingewikkeld telraam. Elke subdraad staat voor een bepaald product (bijvoorbeeld lama’s, schapen of maïs) en het aantal knopen geeft aan hoeveel er van dit product zijn. Elke ‘verdieping’ van zo’n subdraad geeft echter een factor tien aan. Het onderste deel gaat van 0 tot 9 aangegeven door 0 of 9 knoopjes. Het deel daarboven geeft de decimalen 10 tot 90 aan en zo verder tot 10.000. Drie knopen in het onderste deel, twee knopen in het tweede deel en een knoop in het derde deel (geteld van onderen) geeft dus een getal van drie eenheden, twee decimalen en een honderdtal, of te wel het getal 123. Als die in de subdraad ‘lama’ staan betekent dat dus dat er 123 lama’s zijn. Echter…

Er bestaan zeer sterke aanwijzingen dat men in de tijd voor de Spanjaarden de quipu niet enkel voor dit soort rekensommetjes gebruikte. De Spanjaarden beschouwden de quipu als duivels en hebben (net als in Mexico) een groot deel van dit bronnenmateriaal verbrandt. Bronnenmateriaal ja, materiaal waarin (volgens verschillende Spaanse rapporten) niet enkel rekenkundige gegevens maar ook verhalen en boodschappen konden worden doorgegeven. Er zouden ook verschillende soorten quipu’s geweest zijn, niet enkel met knopen erin maar ook met figuren erin verwerkt. Figuren die voor abstracte dingen stonden zoals “Inca”, “zon”, “maan”, “stad” en meer van deze dingen. Momenteel wordt er erg interessant onderzoek gedaan en veel specialisten spreken al over de mogelijke ‘ontcijfering’ van de quipu. Eveneens in 2005 meldden wetenschappers in het blad Science dat ze het eerste daadwerkelijke woord hadden ontcijferd, de naam van een Pre-Columbiaanse stad. In Italie zou een oud document liggen waarin de werking van de quipu zou staan uitgelegd. Feit is dat er uit de voor-Spaanse tijd quipu’s bekend zijn die dusdanig grootse afmetingen hebben dat het nogal onwaarschijnlijk lijkt dat ze ‘enkel’ rekensommetjes zouden uitbeelden. Hadden de Andesmensen dan wel een schrift? Een uniek schrift dat nergens anders ter wereld voorkwam en bovendien al 5000 jaar oud is (even oud als het Soemerische schrift in het Midden-Oosten)? Er lijken steeds meer bewijzen voor te komen en ook in het jaar dat Diamond zijn boek schreef waren de specialisten al niet meer zo zeker dat het een ‘eenvoudige’ rekenmachine was… Het is op z’n minst jammer dat Diamond de quipu nauwelijks noemt.


Grote quipu's... Meer dan rekenmachine?

Dan een korte mededeling over het Mexicaanse schrift (schriften). Vorig jaar (september 2006) werd door een vondst bekend dat het tijdstip van ontstaan zeker met 300 jaar verder terug de geschiedenis in moet, naar 900 voor Christus. Dit kon Diamond nog niet weten maar gezien het belang van deze vondst en gezien het feit dat dit bijna 3000 jaar oude schrift volledig maar toch heel anders lijkt dan de daarvoor bekende Mexicaanse schriften, is het heel goed mogelijk dat het schrift in Mexico nog verder teruggaat waarmee het wellicht dezelfde ouderdom bereikt als het Chinese schrift (rond 1500 voor Christus als de gevonden oudere tekens geen voorouders zullen blijken te zijn van het schrift dat in de Shang-dynastie gebruikt werd).


Boven een beroemde "bladzijde" uit de "Codex Selden", een Mixteeks (900AD-nu) boek en onder het in 2006 bekend gemaakte oudste Mexicaanse schrift (900 BC).
.
Als derde een opmerking over Noord-Amerikaanse schriftsystemen. Eskimo’s (voornamelijk de Inuit) en andere Canadese volkeren (b.v. de Cree) hebben een schriftsysteem waarvan meestal gezegd wordt dat het een Europese uitvinding is, dwz. De uitvinding van Europese missionarissen. Het schrift is syllabisch en bestaat o.a. uit driehoekjes en open cirkeltjes die op verschillende manieren geplaatst worden en zo verschillende syllaben aangeven. Zo staat een pijltje naar rechts voor de syllabe pu (po) terwijl een pijltje naar links staat voor pa. De meeste wetenschappers gaan er vanuit dat het in de laat 19de eeuw is ontwikkeld door een missionaris net als het pictografische (een plaatje staat voor een heel woord) schrift van een ander Canadese volk, de Micmac (dan van de 16de eeuw). De vraag kan echter gesteld worden waarom deze missionarissen (als enige op de hele wereld) een apart schrift zouden uitgevonden hebben om “hun” volk te leren lezen en schrijven (voor de bijbel voornamelijk). Zeker voor het Micmacschrift bestaan aanwijzingen dat het op z’n minst gebaseerd is op tekens die de Micmac voor de komst van de betreffende missionaris gebruikten. In ieder geval zegt de man dat zelf als hij verteld dat hij een aantal Micmac-kinderen tekens in een boom zag inkrassen waarna hij op het idee zou zijn gekomen om deze tekens te gebruiken als basis voor een ‘echt’ schrift.


Hoe oud is het Micmac-schrift?
.
Een derde kandidaat voor een inheems Noord-Amerikaans schrift is de "Walam Olum" van de Delaware (de inheemse bewoners van het huidige New York). In de 19de eeuw dook dit boekwerk omgeven door een nogal dramatisch verhaal. Toen de Delaware, geteisterd door ziektes en oorlog, door de Amerikanen naar het westen verdreven werden, zouden een aantal leiders van het volk de volksgeschiedenis die in rode oker opgetekend was in boomschors in vertrouwen hebben gegeven aan een blanke waarvan ze hoopten dat hij in staat zou zijn het te kunnen bewaren. Deze man kreeg eveneens de vertaling van deze geschiedenis en tekende hem vervolgens op in een werk met links de indiaanse symbolen, in het midden de bijbehorende uitspraak en rechts de Engelse vertaling. Dit origineel is, net als de stukken boomschors, verloren gegaan maar niet nadat er een kopie van werd gemaakt die uiteindelijk gepubliceerd werd. Meteen al werd de juistheid van het document in twijfel getrokken. Indianen, zo was de algemene opvatting, konden niet schrijven en dus was dit een verzinsel van een romanticus. Tot op de dag van vandaag zijn er zowel bewijzen voor als bewijzen tegen de echtheid en überhaupt het bestaan van dit indiaanse schrift.
.
In het grootste bouwwerk van de Adena (1000-300BC), de ruim 20 meter hoge Grave Creek Mound (Ohio), werd een zandsteentablet gevonden met raadselachtige tekens die door enthousiaste amateur archeologen en historici meteen werden aangewezen als Iberisch (dwz. Een oud, pre-Romeins schrift uit Spanje). Omdat er geen enkel goed bewijs is dat de oude Iberiers de Oceaan zijn overgevaren werd het door de meeste wetenschappers beschouwd als vals. De mogelijkheid dat het een schriftsysteem was van dezelfde mensen die de heuvel hadden opgericht, namelijk de Adena, werd niet eens geopperd. Tot op de dag van vandaag niet. Noord-Amerikaanse indianen hebben geen schrift uitgevonden. Punt. Einde discussie. Alles wat opduikt wordt door de “gelovers” als bewijs gezien dat Europeanen (of anderen) voor Columbus Amerika hebben bereikt en door “niet-gelovers” afgedaan als vals. Indianen komen er niet aan te pas. Niet alleen in Noord-Amerika maar ook in Zuid-Amerika waar dergelijke vondsten en claims zijn gedaan.
.
Dan de verspreiding. Mensen die niets van het Amerika van voor 1492 afweten zegt de term Meso-Amerika ook niets. Meso-Amerika is het cultuurgebied dat Diamond (zuidelijk) Mexico noemt. Het gebied van de Azteken en de Maya’s. Maar het is groter dan Mexico. Het omvat behalve het zuidelijke gedeelte van dat land ook de landen Belize, Guatemala, El Salvador, het westelijke deel van Honduras, Nicaragua en het noordwestelijke deel van Costa Rica. Een gebied dat grotendeels een tropisch A-klimaat heeft. In tegenstelling tot wat Diamond beweerd heeft het Mexicaanse schrift zich wel degelijk verspreidt. Welliswaar zijn er tot op heden geen bewijzen voor verspreiding naar de Andes maar in het zuidelijkste deel van Meso-Amerika (Costa Rica dus) zijn voorwerpen (aardewerk, bot) met Mayaschrift erop gevonden. In Nicaragua is het centraal Mexicaanse (Azteekse) schrift meegekomen met de naamgevers van dat land, de Nicarao, een volk verwant aan de Azteken. Of dit schrift ook verder zuidelijk is gekomen is onduidelijk. In ieder geval waren er Azteekse handelaren aanwezig in centraal Panama en is deze mogelijkheid dus niet uitgesloten.
.
Ook richting noorden zijn er aanwijzingen. Het zuidwesten van de VS is erg beinvloed door Mexico (mexicaanse mais was daar al 3000 voor Christus). De handelsstad Casas Grandes in het noorden van de noordelijke Mexicaanse staat Chihuahua (vlakbij de grens met de VS) werd wellicht ook bezocht of zelfs bewoond door Azteekse handelaren. Onder andere Mexicaanse koper en tropische vogels (macaw, kalkoen) werden hier geintroduceerd. Het schrift ook? Mogelijk. Voor de Peruaanse quipu geldt hetzelfde. De Spanjaarden maken melding van quipu’s in Panama en ook de Mapuches in centraal Chili hadden een systeem dat op de quipu lijkt.
.
Het is dus eerder te wijten aan een ontkenningssyndroom (indianen konden nou eenmaal niet…) dan aan daadwerkelijke absentie van schriftsystemen en/of grote verspreiding van die schriftsystemen dat zo weinig bekent is over deze dingen. Dit geldt misschien ook wel voor de Amerikaanse dieren, klimaten en landbouw maar hier komt het extra duidelijk naar voren omdat het een van de grote mythes is aangaande indianen. Bijna, maar toch nog lang niet zo groot als de mythe aangaande wielen…

Techniek: wielen
“De indianen hadden niet eens wielen!” zo leest en hoort men vaak. Soms hoor of lees je daarbij “behalve dan misschien voor speelgoed”. En het is waar. Tenminste, aan de oppervlakte is het waar. Wie verder kijkt zal zich verbazen over wat er eigenlijk wel was. Eerst even het volgende: waarvoor gebruikt men wielen? Om te fietsen, voor de auto, voor machines, radertjes (groot of klein) en wielen komen voort uit hetzelfde principe. Wielen zijn er voornamelijk om dingen (fietsen, auto’s) voort te bewegen. Een rad is vaak een de vorm van een wiel maar draagt datgene wat het voortstuurt niet. Toen het wiel werd uitgevonden in de “Oude Wereld” werd het bovendien gebruikt voor het maken van aardewerken potten, het pottenbakkerswiel. Verder werd het gebruikt voor karren en strijdwagens. Deze wielen maren of van steen of van hout, al dan niet versterkt (in de spaken of om het wiel zelf) met metaal. In 1492 werd het wiel in Europa eigenlijk alleen maar gebruikt voor kruiwagens en karren. Koetsen verschenen pas een eeuw later. Verder had men het pottenbakkerswiel en raden voor bijvoorbeeld molens. Strijdwagens waren iets uit het Romeinse en Keltische verleden.

Nu naar Amerika. De Olmeken (vanaf ongeveer 1200 voor Christus tot 400 voor Christus) ontwikkelden de eerste voorwerpen die wij wielen plegen te noemen. Dit is het zogenaamde "speelgoed". Kunstvoorwerpen van klei die een dier op wielen uitbeelden. Hoewel er geen enkele link is met bijvoorbeeld kinderen wordt het toch vaak speelgoed genoemd. De meeste archeologen denken echter aan ceremoniële voorwerpen aangezien ze deze functie ook hadden in China, waar exact dezelfde voorwerpen gevonden zijn. Deze dingen werden tot de komst van de Spanjaarden gebruikt en zijn bij mijn weten behalve in Mexico ook gevonden in Guatemala en El Salvador.
.
Katachtige op wielen (Mexicaanse Golfkust)
En wieltjes uit Panama (plus een haakje om iets te trekken...)
.
Toch, net als bij de dieren: indianen hadden de middelen tot hun beschikking om wielen te maken. Steen, metaal, hout… Het was voldoende aanwezig. Men had zelfs rubber en dus “moderne” wielen kunnen maken. Er zijn echter nog een aantal dingen die genoemd moeten worden. Het Mesoamerikaanse balspel bijvoorbeeld (in functie van zuidwest VS tot in Costa Rica en mogelijk ook in Colombia, Ecuador en Peru) kende in een flink aantal varianten een rond doel van steen, te vergelijken in vorm met de kleinere wielen van aardewerk aan de “speelgoeddieren”. De bal zelf was rond en van rubber, en de band die de spelers om hun heupen hadden was inderdaad een band van rubber. Waarom men nooit op de gedachte zou zijn gekomen om door het gat in deze band of doel een stuk hout te doen, is mij volslagen onduidelijk. Er is geen enkele rede om dat niet te doen.

Het balspel: veld, doel en rubberen bal

En waarom werd het pottenbakkerswiel niet gebruikt in Amerika? Vaak hoort men als argument dat er geen beschikbare trekdieren waren in Mexico of de rest van Amerika (we hebben in vorige posts gezien dat wilde dieren wel degelijk aanwezig waren) maar dat gaat voor het pottenbakkerswiel of de kruiwagen niet op. Aardewerk is erg oud in Amerika (8000 jaar) en werd erg veel gebruikt.

Men bouwde wegen en vervoerde grote steenblokken voor het bouwen van steden of piramides… Natuurlijk kunnen zelfs de grootste brokken steen versleept worden als je maar genoeg mankracht hebt (geen gedomesticeerde trekdieren!) en vervoer via water (zie promotieonderzoek) is zeer waarschijnlijk maar toch blijft het moeilijk voor te stellen.

Dan het rad. Ook dat was bekend in ieder geval in Meso-Amerika. En wel in het zogenaamde “vliegspel” dat in gebruik was van west-Mexico tot in Costa Rica en noord Panama. Men richtte een paal op, plaatste daar bovenop een rad en bond daar touwen aan vast. De uiteinden van die touwen werden aan de enkels van de “vliegers” gebonden en vervolgens liet men zich als een soort bungeejumpers naar beneden vallen. Door het rad draaiden de mannen langzaam (als adelaars vliegend) om de paal heen naar beneden.

In cirkels vliegen door het draaien van het rad (hier vierkant)
.
Tot slot zijn overal in Amerika zogenaamde zonnewielen opgericht. Soms enorme, in wielvorm (compleet met spaken) uitgelegde, monumenten van steen. De bekendste liggen in Montana in de VS. Ook zijn er in heel Amerika petroglyfen (rotstekeningen) gevonden van wielen. Deze dingen worden echter geen wielen genoemd maar consequent zonnen, ook al lijken ze met hun kleine cirkeltje in het midden en de spaken, meer op wielen dan op zonnen of sterren. En als ze dan wielen worden genoemd dan is dit meteen een bewijs dat ze gemaakt zijn na de komst van de Europeanen, ook al is dateren van petroglyfen zelf nog altijd onmogelijk. Speelt hier hetzelfde als bij de schriftsystemen? In ieder geval is het opvallend hoe weinig onderzoek er wordt gedaan naar Amerikaanse wielen en hoe vaak men afbeeldingen alles wil noemen als het maar geen wiel is. Tijd voor verder onderzoek!

Als afsluiter wil ik nog drie dingen noemen: metalen/wapens, stedenbouw en handel/economie/geld. Dan bewaar ik het laatste onderwerp voor de presentatie van mijn promotieonderzoek: scheepvaart.

Techniek: metalen & wapens
De indianen kenden geen ijzer. Geen “Guns, Zwaarden and Steel”. Of althans, zo wil het verhaal. Pistolen en buskruid kende men inderdaad niet ook al had men hier wel weer de benodigde materialen voor. De grootste salpetermijnen ter wereld zijn in Chili en de Inca’s en andere Andesvolkeren gebruikten vogelmest (guano) dat vol met fosfor zit voor hun landbouwgronden. Ook houtskool was er natuurlijk genoeg. De Chinezen hebben ooit buskruid uitgevonden en gebruikten dat echt niet enkel voor vuurwerk. De Mongolen namen het in de 13de eeuw over en bouwden de eerste echte vuurwapens en een eeuw later verschenen de eerste kanonnen ter wereld. De eerste Chinese vuurwapens echter waren gemaakt van bamboe die ook in Amerika, van de VS tot in Chili voorkomt. Het wordt haast vermoeiend maar ook hier geldt weer: ze hadden het kunnen maken en in dit geval makkelijker dan de Europeanen die zonder bamboe of bergen salpeter zaten.

Zwaarden kende men wel. Al waren die niet van staal of ijzer maar meestal van obsidiaan (vulkaanglas) zoals in Meso-Amerika. Ook waren er zwaarden, bijlen en speren van koper en/of brons (vooral Andes, maar ook in Meso-Amerika en Noord-Amerika). Iedereen die denkt dat zwaarden van obsidiaan “primitief” zijn en nutteloos tegen zwaarden van staal moet de Spaanse bronnen maar eens lezen. De Spanjaarden hebben grote bewondering voor de Azteekse krijgskunst en vertellen telkens weer dat de Azteekse zwaarden vlijmscherp zijn en zeer grote schade kunnen aanrichten. Niet minder dan de Spaanse zwaarden van staal. Het is waar dat men geen staal had maar niet waar dat er geen ijzer was. Verschillende soorten ijzer werd gebruikt van Groenland in het noorden tot in ieder geval Colombia in het zuiden. Verder wisten de indianen van Ecuador, Colombia en Panama hoe je platina moest bewerken, een metaal dat een hogere smelttemperatuur heeft dan ijzer. Dat was het enige materiaal dat de Spanjaarden maar waardeloos vonden. Ze kenden het niet (vandaar de naam: platina = “als plata”, zilver) en klaagden dat het niet te smelten was. Verschillende metalen werden gebruikt door verschillende volkeren over het gehele continent. Behalve ijzer, koper, brons en platina, ook goud, zilver, tin, lood en een speciale legering van goud en koper die erg in trek was tussen Mexico en Peru: tumbaga. De indianen van de Antillen verkregen door hun handelsnetwerk tumbaga vanuit Colombia en hoewel de Spanjaarden er erg teleurgesteld over waren (ze zochten puur goud), blijkt tumbaga een bijna zelfde hardheid te hebben als ijzer. Erg geschikt dus voor het maken van wapens. Maar…

Het "platinabeest" uit Ecuador (La Tolita cultuur: 300BC-300AD)
.
Wapens werden zoals eerder gezegd vaak van andere dingen gemaakt (obsidiaan, etc…) dan van metaal. Waarom metaal om andere eigenschappen (namelijk buigzaamheid en glinstering) werd gewaardeerd in Amerika dan in Eurazië (voornamelijk oorlog) is een van de grote vragen die, zoals duidelijk moge zijn, niet simpel beantwoord kunnen worden met een verhaal dat de indianen harde metalen niet konden smelten. Of dat die metalen er überhaupt niet waren. Dat is namelijk gewoon niet waar. Chili is de grootste koperexporteur ter wereld en Brazilië heeft de grootste ijzervoorraden.

Techniek: steden, staten, irrigatie
Diamond noemt ergens dat de grote meerderheid van de indianen leefden als óf jagers/verzamelaars, óf kleine boertjes, óf in hoofdmanschappen (chiefdoms). Alleen in Mexico en Peru zouden staten en rijken zijn ontstaan met grootste architectuur (van steen), steden, irrigatiekanalen, wegen, etc… Die zes jaar onderzoek van mij heeft ook deze stelling tot een mythe gemaakt. Niet alleen omdat steden voorkwamen van de VS tot in Argentinië, maar ook omdat ik inmiddels heel wat weet over Europa (en andere delen van de wereld) in die tijd zodat ik heel anders tegen het begrip stad en staat (rijk, chiefdom, stam, etc…) aan ben gaan kijken. Namelijk in een historisch perspectief. De meeste mensen die zeggen dat de indianen dit of dat niet hadden weten vaak niet (behalve of dat überhaupt klopt) hoe Europa er in 1492 uitzag. De meeste mensen hebben een plaatje in hun hoofd dat eerder past bij de 17de eeuw dan bij de laat 15de. Europa zat namelijk voor bijna 100% nog diep in de Middeleeuwen. Wat wij de Renaissance plegen te noemen had zich in 1492 enkel een beetje in Noord-Italië ontwikkeld waar Leonardo da Vinci woonde (sterftejaar 1519). In 1453 werd bijvoorbeeld pas een eind gemaakt aan de Honderdjarige Oorlog en Frankrijk en Engeland waren de enige enigszins stabiele staten. De rest van Europa bestond uit een warboel van stadstaatjes, graafschappen, hertog- en prinsdommen die elkaar meestal naar het leven stonden, óf (in het oosten en noorden vooral) uit expanderende rijken. De Spanjaarden hadden net de laatste Moren (Arabieren en Berbers uit Noord-Afrika) verjaagd uit het Iberische Schiereiland (ook 1492) maar waren nog lang geen eenheid (enkel Castilië en Leon). De Nederlandse Republiek (Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) ging pas van start in 1581 en had toen niet meer dan 1,5 miljoen inwoners. Luther spijkerde zijn stellingen in 1517 op de deuren van een kapel maar dat zorgde al snel alleen maar voor nog meer oorlogen tussen de stadstaatjes. Veder naar het noorden was Scandinavië (Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, IJsland Faeröer en een stuk Groenland) verenigd tussen 1397 en 1524. Tussen 1385 en 1569 waren Polen en Litouwen verenigd en Rusland had zich net bevrijd van de Mongolen waarna het begon aan de expansie. In het zuidoosten van Europa had het Ottomaanse Rijk Constantinopel veroverd (1453) en was op weg naar het noorden (Belgrado veroverd in 1521).

Nu dan. Interessant is de vraag wat het verschil is tussen een stadstaat en een chiefdom. De definitie van stadstaat past prima op die van een chiefdom. Chiedom is in de praktijk dan ook vaak een antropologische benaming voor een stadstaat buiten Europa (vooral Amerika en Afrika). In Amerika worden de termen zeer verwarrend door elkaar gebruikt. In Mexico worden de politieke eenheden van de Mixteken (zuidwest Mexico) stadstaten genoemd maar in Colombia worden dezelfde eenheden van de Tairona (noordkust) chiefdoms genoemd. Toch bouwde beide volkeren hun steden in steen en bestreden – net als in het Duitse ‘rijk’ van 1492 – sommige eenheden elkaar terwijl anderen bondgenootschappen sloten. Tegen stadstaten wordt erg opgekeken door historici, mogelijk omdat ze in het Oude Griekenland belangrijk waren. Over het algemeen is de tendens dat gecentraliseerde rijken “gezonde competitie” en “ontwikkeling” tegenhouden. O.a. handel en kapitalisme zouden hierdoor geen kans krijgen. Als voorbeeld kiest men dan al te graag China zonder zich al te veel te bekommeren over hoe China nou eigenlijk functioneerde. China had een keizer en daar mee uit. Bovendien had het een conservatief geloof (Confucianisme) dat alle handelsgeest tegenwerkte. Logisch dus dat China nooit de wereld heeft kunnen veroveren en het verdeelde Europa (competitie!) wel. Amerika wordt echter geheel buiten beschouwing gelaten en dat is logisch als men enkel kijkt naar de uitkomst van wat er in 1492 gebeurde. Doet men dat wel dan wordt al snel de Inca of de Azteekse vorst naar voren geschoven: zie je wel, net als China. Maar de rest? De rest bestond uit jagers/verzamelaars, boeren of chiefdoms…

Het Azteekse rijk was echter geen rijk zoals in Europa en de vorst (die helemaal niet alleen regeerde maar de macht moest delen met iemand anders en een raad van wijze lieden) was geen keizer. Het Incarijk was wel een rijk maar was extreem federalistisch. Veroverde volkeren hoefden enkel tribuut te betalen aan de Inca’s en verder bleven ze alle (zeker economische!) vrijheid behouden die ze eerder hadden. Maar hoe zat het nu met de rest? Chiefdoms en/of stadstaten kwamen voor van zuidoost en west-Canada tot in centraal Chili en Argentinië. Zowel in de bergen, als in de tropische bossen van Brazilië, als in de woestijnen van het zuidwesten van de VS en noord Chili. Sommige waren complexer en groter dan anderen. Colombiaanse en Antilliaanse chiefdoms heersten nogal eens over andere eenheden en in het oosten van de VS waren sommige ceremoniële centra (al dan niet de grote van een stad) het politieke en religieuze centrum over een groot gebied.

Wat betreft architectuur. Irrigatiekanalen waren overal waar van nature niet genoeg water aanwezig was voor het bevloeien van de gewassen zoals het zuidwesten van de VS, Peru en Argentinië. Irrigatiekanalen in een vochtig gebied als het oosten van de VS (grotendeels meer dan 1000 mm neerlag/jaar en een groot rivierennetwerk) waren uiteraard niet nodig. De meest noordelijke piramides werden gebouwd in de VS (Illinois) en de meest zuidelijke in noord Argentinië. Of de Darien ooit geürbaniseerd is geweest is vooralsnog uit archeologische bronnen onduidelijk maar noordelijk Colombia, bij de grens met de Darien was dat wel. Ook zijn er steden in Costa Rica, Nicaragua en Honduras. Zelfs het Amazonegebied had steden. Weliswaar niet (voor zover wij nu weten) van steen (behalve in het westen bij de Andes) maar van lokale materialen (klein, hout, modder, schelp, etc…). Men bouwde kunstmatige heuvels of kilometers langs de rivieren. De eerste Europeanen die in het gebied kwamen (16de eeuw) waren erg onder de indruk.
Urbanisatie in Brazilië (door de grote vochtigheid en weinige archeologische onderzoek zijn tot nu toe voornamelijk groots aardewerk en de zeer vruchtbare zwarte bodems in de Amazone het bewijs voor zeer veel mensen in de Amazone), Costa Rica en noord Colombia.

Er zijn echter wel degelijk ruines in het Amazonegebied... Hier boven twee twee zogenaamde "loma's" uit Venezuela. Onder een reconstructie van Cahokia (hoogtepunt rond 1100AD) in de VS, destijds groter dan de meeste Europese steden.
.
'Techniek': handel, geld & economie
Als laatste een onderwerp dat vooral moderne historici erg boeit: economie/handel en geld. Socioloog en econoom Max Weber (1864-1920) was gefascineerd door de opkomst van het kapitalisme in Europa en heeft in een groot boek (Die protestantische Ethik und der 'Geist' des Kapitalismus.) Europa vergeleken met landen als China en India (niet in dat boek als zodanig maar in uitwerkingen van de theorie beschreven in dit boek). Hij zag een causaal verband tussen het protestantisme en de opkomst van het kapitalisme ook al wees hij er op dat dit niet wil zeggen dat kapitalisme per se uit het protestantisme moest voorkomen. Toch bleek volgens hem dat kapitalisme bijvoorbeeld zich nooit had kunnen ontwikkelen in een Confucianistisch China of een Hindoeïstisch India.

Zoals de romantici uit begin 19de eeuw en de filosofen uit de Verlichting in de 18de eeuw gefascineerd waren door de indianen, zo genegeerd werden zij eind 19de, begin 20ste eeuw. Eigenlijk hadden enkel Marx (“oercommunisme”) en Darwin (“primitief”) enige interesse in de oorspronkelijke Amerikanen en die viel voornamelijk negatief uit. Maar het feit dat Weber niet naar bijvoorbeeld de Azteken kijkt, geeft goed weer hoe men toen over indianen dacht: achterlijk, primitief en barbaars. De kannibaal had het gewonnen van de Nobele Wilde (Rousseau).

Toch, als Weber ook maar de moeite had genomen om zich een beeld te vormen van het weinige wetenschappelijke materiaal dat er in zijn tijd was over de Azteken, dan had hij zich wellicht achter de oren gekrabd. Ten eerste hadden de Azteken (net als India en China overigens) geld en wel in verschillende valuta. Wij kennen alleen geld als stukjes metaal of papier. Beide komen trouwens uit China van oorsprong en zijn mogelijk door de Arabieren geïntroduceerd in Europa. De Azteken kenden geen papiergeld maar wel stukjes metaal (koper) dat in geheel Mexico (niet enkel de Azteken) werd gebruikt. Bovendien gebruikten ze (net als de Chinezen) balen stof (katoen) als valuta. Het beroemdste Azteekse betaalmiddel zijn echter de cacaobonen. Cacaobonen werden al duizenden jaren gebruikt en chocola (xoco-atl = bitter-water) is dan ook (net als friet overigens) een indiaanse uitvinding. Maar behalve om te eten en te drinken werden de bonen ook gebruikt als betaalmiddel. Alle handelsproducten hadden een waarde in cacao en zowel Azteekse als Spaanse bronnen geven van allerlei producten de waarde. Overigens werd dit betaalmiddel ook gebruikt in Panama en Costa Rica en komt cacao oorspronkelijk uit het tropische woud van noord-Peru en zuid-Ecuador.

Drie soorten valuta: cacao, koperen "bijltjes" (eerste uit Ecuador, tweede uit Mexico) en de spondylus-schelp
.
Behalve geld hadden de Azteken iets waar Weber wellicht nog meer van onder de indruk zou zijn geweest: een speciale handelsklasse. Uit alle Spaanse bronnen die over het begrip handel melden blijkt dat indianen in geheel Amerika dit erg belangrijk vonden. En dat blijkt ook wel uit de archeologische vondsten die er gedaan zijn. Dit is dan wellicht ook wel de grootste contradictie met wat Diamond in zijn boek schrijft. Niet alleen vormde de noord-zuidas van Amerika klimatologisch of geografisch geen enkel probleem voor de verspreiding van ideeën, gewassen en dingen als kunst, uit zowel geschreven als archeologische bronnen blijkt dat vanaf de vroegste tijden men met elkaar in veelvuldig contact stond. Weber kon dat nog niet weten omdat men hier pas sinds de jaren 70 langzaam achter komt. Diamond echter had het moeten weten en als hij dat niet doet heeft hij gewoon slecht onderzoek gedaan. Eerlijk gezegd verbaasd me dit ook niet als je achter in het boek kijkt naar de (weinige en verouderde) bronnen die hij gebruikt heeft. Ik vertelde al over de Cueva in de Darien maar we hadden het over de Azteken. Die handelsklasse heette de pochtecah en zij hadden een zeer hoge status binnen het ”rijk”. Er zijn vele verhalen en door inheemse en Spaanse historici opgeschreven geschiedenissen over Azteekse pochtecah die overvallen worden door vijandelijke eenheden. Dat was een directe rede voor de Azteekse legers om hun vijanden aan te vallen omdat het een grove schending was van wat wij tegenwoordig zouden noemen het “vrije handelsverkeer”. Het is gedocumenteerd dat pochtecah handelsposten hadden tot in centraal Panama en archeologische resten maken het zeer aannemelijk dat ze die ook hadden bij de huidige Mexicaans-Amerikaanse zuidwest grens. Dit betekent dat ze een economische spanwijdte hadden van ongeveer 4000 kilometer lengte (corresponderend met de afstand tussen Amsterdam en de Iraanse hoofdstad Teheran en ongeveer de helft van de afstand tussen Amsterdam en Peking), niet bepaald weinig voor een “volk zonder paarden en wielen”.

Behalve geld en een handelsklasse, waren er ook speciale markten, de zogenaamde tianquiztli (in Costa Rica en Nicaragua Tianguez). Deze markten speelden een cruciale rol in het economisch verkeer en werden zorgvuldig beheerd (in de Mexicaanse hoofdstad Tenochtitlan had de centrale marktplaats een eigen schoonmaakdienst). Op deze markten kwamen de pochtecah maar ook de “gewone” boeren hun handelswaar verkopen en in tegenstelling tot de kleine markten waar producten tegen elkaar geruild werden, werden ze op de tianquiztli verkocht en gekocht met geld.

Dan de Inca’s. Een veel gehoorde mythe over de Inca’s is dat misschien wel de Mexicanen, maar de Peruanen geen geld hadden. Zoals het woord al aangeeft is dit het zoveelste idee over indiaans-Amerika dat niet klopt. Ook deze mythe is, net als de meeste mythes, gebaseerd op het niet kennen van de inheemse samenleving. In dit geval het niet kennen van de diversiteit van de Incastaat. Wie indianen in Peru zegt, zegt Inca’s. Dat de Inca’s defacto nog geen 100 jaar aan de macht geweest zijn terwijl er al duizenden jaren indiaanse geschiedenis is in het land, weten de meeste mensen niet. Daar hebben zowel de Spanjaarden in hun propaganda, de wetenschap uit de 19de eeuw, als de Inca’s zelf goed voor gezorgd. Volgens de Inca’s waren zij de brengers van de beschaving en was er voor hen niets dan chaos en primitivisme. Maar zelfs in het grote Incarijk (bij de komst van de Spanjaarden ongeveer 2 miljoen vierkante kilometer) waren er allerlei kleine staatjes die (zoals boven uitgelegd) een zeer grote vorm van onafhankelijkheid hadden. De voornaamste scheiding die gemaakt kan worden in economisch opzicht is die tussen het hoogland en het kustgebied.

In het kustgebied kende men een heuse geldeconomie met grote marktplaatsen en, net als in Mexico, handelsklassen. Ook kende men een aantal verschillende valuta. De twee belangrijkste waren dezelfde koperplaatjes als in Mexico en de zogenaamde Spondylusschelp. Deze felrode oesterschelp was van enorm grote betekenis en dat blijkt wel uit de verspreiding en de zeer vroege datum (vanaf ongeveer 3500 voor Christus) waarin ze opduikt in archeologische sites. In Zuid-Amerika komt deze oestersoort enkel voor in de tropische wateren van Ecuador. Ten zuiden daarvan is het te koud. Toch is de schelp gevonden tot in het noorden van Chili en, wat wellicht nog spectaculairder is, tot over de Andes in het Amazonegebied. Of het overal als geld functioneerde is niet helemaal duidelijk. Zeker is dat dit het deed aan de noordkust van Peru en in de kustregio van Ecuador.

Opvallend aan de Peruaanse en Ecuadoriaanse kustregio zijn ook de gevonden weegschalen die ook beschreven worden door de Spanjaarden. Deze werden gemaakt van metaal of van stof/touw en waren bedoeld om de transacties te vereffenen. Uit de historische bronnen blijkt dat er speciale weegschalen waren voor het wegen van koper, wellicht de geldplaatjes. Weegschalen werden echter ook gebruikt door de Tarasken in west-Mexico en in Colombia.

Tekeningen van Peruaanse weegschalen zijn te vinden op de volgende site (blz. 13 & 14):



Steeds dezelfde vraag
Ook dit is, ondanks het weinige onderzoek dat er gedaan is, allemaal al ongeveer 40 jaar bekend bij de wetenschap. Waarom heeft Damond het niet behandeld of willen behandelen in zijn boek?

Geen opmerkingen: