In vergelijking met Europa, waarom heeft China nooit Amerika ontdekt en de wereld veroverd?
Er werd dan altijd aan toegevoegd: zeker omdat China zo lang heeft voorgelopen op Europa, met de uitvinding van boekdrukkunst, papiergeld, buskruit en kompas.
.
Hét klassieke antwoord dat dan altijd gegeven werd (zo realiseerde ik mij dus pas nadat ik daadwerkelijk coleges over de Chinese geschiedenis had gevolgd in 2005) blijkt net zo knullig en onhoudbaar te zijn als alles wat ze mij over Indiaans-Amerika wisten te vertellen.
.
China was namelijk, zo zei en zegt men, één groot bureaucratisch rijk, geregeerd door een keizer die samen met de Chinese staatsfilosofie van het Confucianisme alle handelsgeest, "gezonde concurentie" en overzeese expeditie tegen hield.
.
Dit nu, beste dames en heren, is volslagen lariekul.
Waarom? Want China heeft Amerika toch nooit ontdekt of de wereld veroverd? China had toch een keizer en Confucianisme?
.
Ja. Dat is allemaal waar (hoewel zie de theorie van o.a. Menzies die claimt dat Chinezen Amerika bereikten in 1421, http://www.1421.tv/) maar...
.
Maar het is gebaseerd op het China van de 19de eeuw. Het China van de laatste keizerlijke dynastie (Qing), het China van de Mantsjoes (Manchu)...
.
EXACT dus hetzelfde als dat ons beeld van Indiaans-Amerika in 1492 is... gebaseerd op de "over de prairie gelopperende indiaan" uit de 19de eeuw...
.
Uit al m'n voorafgaande posts mag inmiddels duidelijk zijn geworden dat Amerika er in 1492 heel anders uitzag dan in de 19de eeuw of dan ons traditionele beeld.
.
Wat blijkt? Zo is het precies eender met China.
.
En dat het niet klopt, de vergeleiking tussen Qing-China en Europa, zou eigenlijk al kunnen opgemaakt worden uit de volgende twee dingen:
.
"Waarom heeft China nooit Amerika ontdekt?" & "zeker omdat China zo lang heeft voorgelopen met de uitvinding van boekdrukkunst, papiergeld, buskruit en kompas".
.
Amerika werd namelijk pas door de Europeanen "ontdekt" in 1492 zoals iedereen weet. Als China Amerika ontdekt zou hebben, zou dat dus gebeurd moeten zijn voor 1492 en niet in de 19de eeuw! Verder moet het in een tijd geweest zijn dat Europa nog geen boekdrukkunst, papiergeld, buskruit en kompas had, want anders zou China immers niet voorgelopen hebben...
.
Ergo... We moeten dus helemaal niet kijken naar het China van de 19de eeuw maar naar het China tussen de periode van de uitvindingen (eind 10de, begin 11de eeuw) en 1492!
.
En wat dan blijkt...
.
China tussen 950 en 1450
China in de 10de eeuw: vele verschillende staatjes (15 in totaal)
China tussen 1127 en 1279: Zuidelijke Song (donker gele stuk)
China onder de Mongolen in de 13de eeuw
Ming China (donker geel) in 1415
.
.
In de 10de eeuw was China dus allerminst een eenheidsstaat. De laatste eenheid (Tang) was in 907 aan haar einde gekomen (defacto al rond 750) en pas in 960 wordt een van de 15 staatjes uit de 10de eeuw zo machtig (Song) dat het in twintig jaar de rest kan veroveren. De nieuwe Chinese eenheid duurt echter slechts tot 1126 waarna het noordelijke deel veroverd wordt door niet-Chinese volkeren (nog niet de Mongolen maar volkeren verwant aan de Tibetanen en aan de Mantsjoes uit de 19de eeuw). De periode van de Zuidelijke Song (zie kaartje) is er een van grote economische bloei die, ondanks het binnenvallen van de Mongolen in 1279, niet te stoppen is. Iets wat de Mongolen ook helemaal niet willen. Men is juist erg open zoals o.a. blijkt uit het feit dat Europeanen die kant op komen (niet Marco Polo!) en dat de overzeese handel met "Indonesië", "India", Arabië en Afrika gewoon doorgaat (zie kaart). Na een periode van politieke chaos (niet economisch!) waarin de Mongolen worden verdreven (hoewel niet door etnische conflicten), komt in 1368 een Chinze dynastie aan de macht, de Ming. Die blijft aan de macht tot 1644 maar vooral het eerste deel (Vroege Ming, tot 1435) in voor dit verhaal interessant. Hoewel China op dat moment qua oppervlakte groter is dan welke Europese staat dan ook, zijn er veel andere staten (o.a. Tibet, Japan, Korea) met wie prima concurentie en handel te drijven valt zoals de rode lijnen in de zee op het laatste kaartje nog steeds aangeven.
.
Uitvindingen
Dan de uitvindingen. In 1040 wordt de eerste formule voor buskruit opgeschreven (dan al een eeuw of langer bekend) en vanaf 1050 komt de boekdrukkunst op hoewel al in de 9de eeuw Boeddhistische teksten gedrukt worden. Ook de voorloper van het kompas wordt omstreeks 1040 voor het eerst genoemd en in 1117 het instrument zelf: "The navigator knows the geography, he watches the stars at night, watches the sun at day; when it is dark and cloudy, he watches the compass." (boek van Zhu Yu, Pingzhou Ke Tan). Overigens is de eerste vermelding van het kompas in Europa niet veel later, in 1190. Papiergeld tot slot werd al lokaal in de 7de eeuw gebruikt maar kwam pas goed in zwang in de Song dynastie (11de eeuw).
Van boven naar beneden: Het oudste papiergeld ter wereld, de oudste bommen ter wereld en het oudste drukwerk ter wereld.
.
Lennert leert Chinese geschiedenis in Leiden
Dan nu een lang citaat uit mijn geschiedenisboek "Een Inleiding tot de Chinese Geschiedenis" (E. Zürcher en B.J. ter Haar, 1987-1990, sterk herziene versie december 2001):
.
"In de 11de eeuw worden de aloude beperkingen op tijdstip en plaats van handel afgeschaft. De opbloei van de landbouw en de verbeterde transportmogelijkheden maken handel mogelijk op grote schaal. Dankzij het landbouwoverschot in sommige gebieden en het toenemende handelsverkeer, kunnen de boeren in andere gebieden zich geheel toeleggen op productie voor de markt. Met hun inkomsten kopen zij dan voedsel uit het landbouwoverschot van elders. De handel is niet meer beperkt tot kleine hoeveelheden luxe-goederen voor de rijken, maar strekt zich voortaan uit tot grote hoeveelheden consumptiegoederen (zoals zout, thee, suiker, aardewerk en porselein) en grondstoffen voor nijverheid en industrie (zoals hout, kolen, metaal). Per gebeid vindt specialisatie in producten plaats. Sommige gebieden, zoals Fujian, worden voor hun graanvoorziening geheel afhankelijk van de handel en concentreren zich op andere producten, zoals thee, suiker of fruit. Handelsbelastingen zorgen met name gedurende de zuidelijke Song voor meer dan de helft van de staatsinkomsten.
.De handel wordt dermate complex en wijd vertakt, dat men zich gaat specialiseren in bepaalde taken, zoals de opslag van goederen, bemiddeling tussen reizende kooplieden en plaatselijke winkeliers, groothandel, geldwisselen, enz. Kooplieden en ambachtslieden organiseren zich in gilden op basis van beroep en geografische herkomst, hetgeen vaak samenviel. Ook dit is aleen mogelijk omdat er een groot voedseloverschot wordt geproduceerd en op de markt gebracht.
.Nauw verbonden met de opkomst van de handel is de toenemende geldcirculatie en de verfijning van de betaalmiddelen. Er wordt door de staat veel meer kopergeld geslagen dan gedurende de Tang, maar aan het kopergeld kleven toch nog grote problemen: het is te zwaar, er is een permanent gebrek aan koper, en nominale waarde en werkelijke waarde van koper lopen vaak uiteen. Alternatieve betaalmiddelen waren kostbare metalen als goud en zilver of traditionele zijde voor grote geldbedragen, en in koperarme gebieden geld van ijzer of klei voor kleine bedragen.
.
In Sichuan is dit tekort aan geschikte betaalmiddelen bijzonder nijpend. Daarom ontstaat juist hier eind 10de eeuw onder een aantal kooplieden het gebruik van papieren certificaten, die voor gemunt geld te koop zijn en elders konden worden geïnd. In 1023 neemt de overheid de uitgifte over en hieruit ontwikkelt zich het papiergeld zoals wij dat ook kennen, ondersteund door de garantie dat het papiergeld inwisselbaar blijft in kostbare metalen. Zeker voor de handel en de betaling van ambtenaren is papiergeld buitengewoon praktisch.
.
... [stukje overgeslagen over andere betaalform: inwisselbare certificaten].
.
Naast de handel over land met de noordchinese "barbaarse" dynastiën, bestaat er gedurende de Song een bloeiende overzeese handel. Deze is echter vooral in handen van buitenlanders, met name Perzen en Arabieren. Pas vanaf de 13de eeuw wagen de Chinezen zelf zich op zee. Dit wordt eenvoudiger dankzij technische verbeteringen zoals de ontwikkeling van een zeewaardige jong (die ook aan de wind kan zeilen), het scheepskompas en het beter in kaart brengen van land en zee. Hierdoor is men minder afhankeijk van de moesonwinden.
.
De handel is verdeeld in een noordwaartse, naar de Ryûkyû (de Liuqiu-archipel van het moderne Okinawa en lange tijd een onafhankelijk koninkrijk), Korea en Japan, en een zuidwaartse, naar Champa (het huidige Vietnam) en andere zuidoostaziatische landen, zoals Java, Sumatra, India en de Arabische landen. De handel bestaat vooral uit luxegoederen, in tegenstelling tot de latere buitenlandse handel met Azië vanaf het midden van de zestiende eeuw.
.
De stad
Tot de late Tang wordt de structuur van de stad voornamelijk bepaald door haar rol als symbolisch, bestuurlijk en militair centrum. De rol van de hoofdstad als residentie van de keizer wordt op plaatselijk niveau gespiegeld door de rol van de districts- of prefectuurshoodstad als residentie van de vertegenwoordiger van de keizer, de magistraat. Uit deze belangrijke symbolische rol vloeien de bestuurlijke en militaire functies van deze bestuurscentra voort. Vanaf de late Tang, en al helemaal in de noordelijke Song, worden economische functies steeds belangrijker, met name in het welvarende zuiden. Vanaf nu wordt de aard van de stad steeds meer bepaald door de eisen van de handel en de nijverheid. De steden worden veel vrijer van opzet en gevarieerder qua bevolking. Wijken wordne niet meer door muren van elkaar gescheiden en adressen worden niet meer aangegeven met het nummer van een wijk (zoals in japan nog steeds zeer gebruikelijk!), maar met de naam van een straat. Overal mag handel plaatsvinden en de avondklok wordt afgeschaft. [...] Er ontstaab uitgaanskwartieren met hotels, restaurants, theaters, bordelen, theehuizen enz. Rondom de stad ontstaan uitgestrekte buitenwijken. Naast ambtenaren, klerken en soldaten wonen steeds meer kooplieden, ambachtslieden en grootgrondbezitters in de steden, met in hun kielzog marginale groepen zoals bedelaars, potsenmakers, acteurs en hoeren.
.
Naast de grotere steden, die tegerlijkertijd centra van bestuur en handel zijn, komen ook kleinere, exclusief op de handel en/of handwerksindustrie gerichte stadjes op. Hun ligging wordt bepaald door de afstand van andere markten, hun positie in het transportnet en de economische ontwikkeling van het gebied. In deze marktstadjes ontwikkelen zich handel en nijverheid verder, vooral in het gebied aan de benedenloop van de Yangzi en langs het Keizers-kanaal."
.
Chinese schepen...
Songschip
Mingschip uit 14de/15de eeuw
Chinese jonk uit 19de eeuw die in 21 dagen van Boston naar Engeland voer.
.
De grootste Chinese schepen (jonken) uit de 13de/14de en 15de eeuw waren reuzen in vergelijking bij Europese schepen. Tussen 1405 en 1430 voer een Chinese vloot (onder leiding van Zheng He, dezelfde waarvan Menzies claimt dat die in Amerika is geweest) richting India, Arabië en de oostkust van Afrika (dat staat vast). Zijn grootste schepen waren rond de 100 meter lang, ongeveer 5x zo lang als het grootste schip van Columbus (Santa Maria) en ook groter dan bijvoorbeeld de Nederlandse Batavia (55 meter). Aan het begin van de 15de eeuw merkt de Italiaan Niccolo da Conti op:
.
They make ships larger than ours, about 2,000 tons in size, with five sails and as many masts. The lower part is made of three decks, so as to better resist storms, which occur frequently. These ships are separated into several compartments, so that if one is touched during a storm, the others remain intact.
.
Dat de Chinezen nooit opgehouden zijn met schepen bouwen blijkt uit de afbeelding uit een 19de eeuwse Engelse krant die over deze Chinese jonk het volgende schrijft:
.
She proved herself an excellent sea-boat; and her powers of weathering a storm equal, if not surpass, those of vessels of British build.... The Keying next visited Boston, whence she sailed direct for London on the 17th of February last, and arrived in St Aubin's Bay, Jersey, on the 15th March, having performed the voyage, from land to land, in 21 days - a short period even for the American packet ships. (Illustrated London News, 1848)
.
Confucianisme en een alles controlerende keizer/staat
Eerst maar eens over de keizer en de staat. In de 10de eeuw was er geen één Chinese staat en één Chinese keizer. Van de 11de tot de 13de eeuw was die er wel maar juist deze periode (Song) was er een van bloeiende handel en concurentie. Een ontwikkeling die je ook in Europa ziet vanaf ongeveer de 15de eeuw. In de 13de en 14de eeuw viel China onder het enorme rijk van de Mongolen maar net als de Song-keizers hadden die er juist alle belang bij om open tegenover de buitenwereld te staan. Deze houding wordt voortgezet in de vroege Ming (tot 1435). Pas dán komt er een keizer die niets van handel moet hebben en die alles (officieel althans) stopzet en het land zich naar binnen laat keren. Handel wordt dan welliswaar verboden maar dat wil niet zeggen dat er geen contact meer zou zijn met de buitenwereld. De illegale handel bloeit levendig en de keizer met alle ambtenaren is niet in staat dit tegen te gaan. Dat is ook precies de rede waarom er in deze tijd de eerste Europese handelaren het land binnen kunnen komen. Als de macht van de keizer zo groot was geweest dan was dit een stuk moeilijker geworden. Sterker nog, vanaf 1567 wordt de handel ook gewoon weer gelegaliseerd en het is juist de 16de eeuw dat er een volgende grote economische bloei is in China.
.
Het is dus waar dat keizers in theorie met een vingerwenk de (legale) handel en economie kunnen stopzetten, maar het omgekeerde is ook waar. In de gehele Chinese keizerlijke geschiedenis (vanaf ongeveer 200 voor Christus) is het land vaker open dan gesloten. Sterker, het verbod op handel is in feite buitengewoon zeldzaam ondaks dat de Confucianistische leer er wantrouwig tegenover staat.
.
Het Confucianisme heeft inderdaad niet veel op met handel (nutteloze bezigheid) maar het is absoluut niet waar dat keizers (of het hof) altijd Confucianistisch waren, of dat de handel niet bloeide in tijden dat het Confucianisme belangrijk werd gevonden. Daar komt bij dat het Confucianisme vooral een leer was binnen het keizerlijke hof. De meerderheid van de Chinezen was of Taoïst, of Boeddhist en/of aanhanger van traditionele Chinese godsdiensten. Het kan nog sterker: juist in de Song-dynastie met ale ontwikkelingen en uitvindingen hierboven beschreven kende een hernieuwde opbloei van het Confucianisme (ontstaan van het zogenaamde Neo-Confucianisme). De filosofie werd dan ook in de praktijk pas achteraf als rede gegeven waarom handel e.d. verboden moesten worden. Het was nooit een direct argument.
.
Conclusie?
De conclusie is dat China tussen 950 en ongeveer 1450 inderdaad een voorsprong had op Europa (en de rest van de wereld) maar bovendien ook een heel open en economisch sterk gebied was. Hoewel ik niet direct goede bewijzen zie voor de theorie van Menzies en dus voor Chinezen in Amerika voor Columbus, hadden zij (en niet alleen zij maar ook hun buurtvoken zoals de Koreanen, Japanners, Indonesiërs, Vietnamezen, etc...) niet alleen de mogelijkheden daartoe, maar wel degelijk ook de "ondernemersgeest" om het verre continent te bereiken of om aan een commerciële revolutie, gevolgd door een industriële revolutie te beginnen.
.
Waarom kwam die er dan niet en wel in Europa? Waarom werd Amerika "ontdekt" door (west-)Europeanen en niet door Chinezen (oost-Aziaten)? Die vraag heb ik al in andere posts beantwoord. Puur toeval. (Voor mijn argumentatie verwijs ik dan ook maar naar die eerdere posts).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten